zaterdag 15 augustus 2009

Jelmer en Arien in Suriname

Een kleine 2 weken waren Jelmer en Arien in Suriname. Met zijn 4-en hebben we weer een stukje Suriname verkend.

De eerste dag zijn Jelmer en Arien op Marit’s werk gaan kijken, het revalidatiecentrum en de mytylschool hebben ze gezien. Jelmer en Arien hebben bij een behandeling van een jongen van de mytylschool goed meegeholpen.




Marowijne en Taphanahony
De volgende dag vertrokken we voor een vijfdaagse trip. We werden opgehaald door een busje, haalden daarna nog we een ander stel op en als laatste zouden we nog een groepje ophalen. Daar ging het mis. We stopten bij een van de duurste hotels in de stad en daar stond een gezin klaar met een hotelmedewerker met een kofferkarretje waar een hele hoop tassen netjes op waren gezet. Het was een 15-persoons bus, we zaten er in met 8 mensen (inclusief chauffeur en gids), dus er was nog plaats over voor het gezin van 5 personen, maar die weigerden om in te stappen. Ze vonden dat het niet past, het was te klein, ze wilden een eigen bus. Ze deden niet eens een poging om te kijken of het past. Wat moeten zulke mensen in het binnenland, vraag je je af. Na 1,5 uur wachten kwam een ander busje, het busje met het voedsel. Dus alles overladen en het gezin ging daarin, niet dat ze daar zoveel ruimer zaten, maar goed.


We gingen op weg naar Albina, een plaatsje in het oosten van het land, aan de grens met Frans-Guyana.



Daar stapten we op de boot de Marowijne-rivier op. Al snel kregen we een bakje heri heri: aardappelen, casave en bananen. Na een paar uur varen kwamen we bij de eerste sula (stroomversnelling). Af en toe vroeg je je echt af of het mogelijk was om met de boot door de sula's heen te gaan, maar elke keer lukt het weer. Soms kwamen er wel enorme golven de boot binnen, waardoor je drijfnat werd. Verder kwamen we onderweg aapjes tegen en af en toe dorpjes waar vrouwen de was en vaat in de rivier aan het doen zijn en kinderen lekker aan het baden zijn.





Aan het eind van de dag kwamen we aan bij het eerste kamp, kamp Wadaa. Wij vieren kregen een hangmattenhut, samen met Hans en Anneke, het stel wat ook mee was. Al snel begeven we ons met Hans en Anneke in de plaatselijke bar.




De volgende ochtend maken we een boswandeling, daarna gaan we naar een grote stroomversnelling waar we lekker in kunnen zwemmen.


Op weg naar hun kostgrondje



’s Middags helpt Arien de plaatselijke bevolking met cassave schillen, Marit vermaakt de plaatselijke kindertjes en Joep en Jelmer zijn heerlijk aan het relaxen.





Aan het eind van de middag gaan we het dorp bezoeken (Loka Loka), het grootste deel van het dorp ligt aan de overkant van de rivier. We zien het hele proces van cassave bewerken, houten hutjes, vele vele kinderen, waarvan een deel ons tijdens de wandeling gezelschap houdt, aapjes als huisdier, haren die gevlochten worden omdat de volgende dag weer een werkdag is.




’s Avond nog een gezellige avond, met djogo’s op de stijger, met de ondergaande zon. Plaatselijke jongetjes helpen de bar weer te bevoorraden, ze komen bij ons op de stijger zitten en zingen in het donker ‘tuintje in mijn hart’ en andere Surinaamse liedjes, waaronder het volkslied, vervolgens laten wij hun het Nederlands Volkslied horen. Een mooi gebeuren op de stijger.




De volgende ochtend bezoeken we de basisschool, die precies naast het kamp staat. ’s Ochtends eerst de vlaggenparade: de kinderen staan netjes in rijen opgesteld, de vlag wordt gehesen en het volkslied wordt gezongen. Daarna mededelingen van de directeur en vervolgens gaan de kinderen netjes in de rij naar hun klas. De directeur ontvangt ons hartelijk en we mogen zo in alle klassen kijken. Een aantal klassen hebben geen docent, dus Arien neemt het even over, hij oefent met lezen en zet een klas waarbij alle kinderen maar wat door elkaar lopen aan het werk met bord tekenen.




Daarna gaan we verder met de boot. De ‘zeur’ familie laten we achter, Hans en Anneke gaan ook verder. We varen weer een aantal uren. Er komen steeds meer en steeds heftigere stroomversnelling. De ene keer raken we een rots, onder of naast de boot, de andere keer gaan we de sula op, maar varen in plaats van naar voren naar achteren door de stroming, de tweede poging lukt het wel. Regelmatig plensen water naar binnen, zwemvesten moeten aan, handen binnenboord, we moeten in het midden gaan zitten en rustig blijven zitten bij de hevige sula’s. Onderweg wordt de schroef van de motor vervangen omdat er een deel vanaf is gebroken. De reserveschroef mist ook al een deel, maar na wat bijslijpen kunnen we weer verder. Onderweg komen we veel plateau’s/boten van goudzoekers tegen. We stoppen nog bij verschillende eilanden (Gakaba, Stoelmanseiland en een eiland om te lunchen).



En na weer even varen komen we uit bij Futupasi. Daar is een hele grote stroomversnelling, waar je niet met de boot langs kan. Dat betekent dat we alle spullen uit de boot moeten tillen en een paar honderd meter verderop alles weer inladen in de volgende boot. Behoorlijk zweten met al die spullen in de felle zon.




Na nog een paar sula’s komen we aan bij ons eindpunt Drietabiki. We richten onze hangmattenhut aan de rivier in en gaan dan snel de stromende rivier in om af te koelen. ’s Avonds nog een gezellige avond met Hans en Anneke, met djogo’s, hele verhalen en een zang-optreden van Hans.


De volgende ochtend verkennen we het dorp Drietabiki: papegaaien, vruchten, school, mooie polikliniek, offerplaats en wederom ontelbare kinderen. Jelmer doet het goed bij de kinderen in Drietabiki, hij neemt een hele zwerm mee en doet een spel in het zand.

De schoolboot










Daarna gaan wij weer een stuk terug varen en Hans en Anneke gaan verder. Onderweg bekijken we nog hoe de goudwinning gaat en bezoeken we een dorp in Frans-Guyana. Aan het eind van de dag komen we weer aan in kamp Wadaa, waar we heerlijk in de rivier zwemmen.






De volgende dag varen we weer richting Albina en daarna gaan we weer naar de stad.








Dagje in en om de stad
Deze dag een beetje bijkomen de trips voor de volgende dagen voorbereiden. Aan het eind van de middag gaan we nog naar de oude suikerfabriek in Marienburg. Een overenthousiaste Javaanse ex-medewerker van de suikerfabriek vertelt ons het één en ander.


Met de auto op pad: Blaka Watra, Jodensavanne, Carolinakreek, mountainbiken bij Palulu-camping
Na wat laatste inkopen vertrekken we uit de stad. We gaan naar een aantal plekken/gebieden toe, waar wij ook nog niet eerder zijn geweest. We rijden de Afoebakkaweg op, heel anders dan de vorige keer dat we die reden, want inmiddels is de eerste 20 km geasfalteerd. Zo'n verschil! De afslag die we nemen is wel weer een oranje bauxietweg. Deze weg gaat door een aantal inheemse dorpjes en door het bos. We komen bij de Suriname-rivier, daar is een half afgebouwde brug, daarom moeten we met het pondje. Auto op de pond en naar de overkant. Maar dan is er een probleem, de auto start niet meer. Daar staan we dan, op de pond. Wat sleutelen aan de contacten van de accu levert deze keer niks op. De auto die ook op de pond staat helpt ons om van de pond af te komen. Van de pond naar het land is een erg steil stukjes. De auto trekt, de rest van de mensen duwen de auto naar boven, jammer genoeg geen foto, want we waren te druk met duwen. Verschillende Surinamers werpen een blik onder de motorkap.




We komen tot de conclusie dat de startmotor los zit. Het lastige is dat je daar niet zomaar bij komt en het niet zo’n eenvoudige klus is om even snel te regelen. De pondbestuurder vertelt dat er over een paar uur een monteur komt.

Intussen is Joep gaan hengelen.

En inderdaad, die komt over een paar uur, zonder veel vertraging. Onder de auto kost het enige moeite om los te krijgen wat los moet. Dan komt de startmotor te voorschijn die 3 schroeven mist en daarom helemaal uit elkaar hangt. De monteur gaat weer naar de overkant om schroeven te zoeken en zet daarna weer alles in elkaar. En na nog wat prutswerk onder de auto, start de auto weer! Inmiddels zijn Jelmer en Arien weer terug van een lange wandeling naar Jodensavanne.

Na even rijden komen we aan bij het kampje Blaka Watra. Gelukkig kunnen we er terecht, want omdat we geen telefoonnummer hadden, zijn we er zo naar toe gegaan. We hangen onze hangmatten op in een hut met een redelijk dak, baden lekker in de koude kreek met lekkere stroomversnelling en zetten dan onze bbq aan.



Helemaal propvol lopen we wat over het terrein en buurten even bij de andere 2 groepen die op het kamp zijn. Een Hindoestaanse groep verwelkomt ons hartelijk. Binnen de kortste keren roepen ze ons bij naam, hebben we drankjes in de hand en worden ons bergen eten aangeboden, die we totaal niet kunnen weigeren. Jelmer en Joep eten wat voor de vorm, gelukkig is meenemen van eten in Suriname ook toegestaan, dus nemen Marit en Arien het eten mee. Hoewel we bij de Hindoestaanse familie nog wel de hele avond eten, drinken, muziek en feest konden krijgen, duiken wij onze hangmatten in.


De volgende ochtend lopen we een bospad in, al snel wordt het een pad in wit savannezand en daarna bauxiet.
We komen terecht in een klein inheems dorpje van ca. 100 inwoners (Cassipora).


De basja van het dorp komt ons groeten en we vragen of we een rondje terug naar Blaka Watra kunnen lopen. Omdat dat een lastige route door het bos is, wordt er iemand geregeld die met ons mee kan. Er komt een jongen op een squad aan. We crossen door het bos en over de savanne. Het laatste stuk is niet meer begaanbaar met de squad en lopen we. Erg leuk, zo’n spontane wandeling.



Na afkoelen in de kreek pakken we weer in.



Onderweg kijken Marit en Joep nog bij Jodensavanne (een van de eerste koloniale nederzettingen in Suriname waar overblijfselen van zijn te zien), die Jelmer en Arien de dag eerder al hadden gezien.



Weer gaat de pond niet helemaal vlekkeloos, maar deze keer ligt het niet aan ons. Een lage volgeladen auto wil van de pond afrijden, maar de onderkant raakt het beton van de oever omdat de helling zo stijl is. Daar staat de auto dan, half op de pond, half op de oever, de autobestuurder wordt boos op de pondmedewerker, de autobestuurder wil er niet afrijden, ruzie, geschreeuw, geduw, bijna een complete vechtpartij, wat omstanders nog net weten te voorkomen. Na heel wat gedoe rijdt de lage wagen er toch af.

We rijden weer naar de Afoebakkaweg, rijden de weg een stuk verder en nemen dan een afslag naar links, ook daar zijn we nog niet eerder geweest. We overnachten in een mooi huisje bij Carolinakreek, waar we in de kreek weer kunnen afkoelen. Jelmer en Arien zorgen voor een pannenkoekenmaaltijd.




De volgende ochtend vertrekken we op tijd, even verderop stoppen we bij een kampje om daar te gaan starten met mountainbiken. We doen een mooie, afwisselende route: door het savannezand, over een oude spoorbaan, door het bos, langs dorpjes, onderweg regelmatig omgevallen bomen en kreekjes waar we over en doorheen moeten, en een diep gat zorgt er voor dat Marit over haar fiets heen vliegt. Onderweg stoppen we nog bij een paar huisjes om een kokosnoot te drinken.














Op het kamp aangekomen krijgen we een heerlijke lunch. Na de lunch even afkoelen in de kreek, Arien gaat daarna in de buurt fietsen en ananassen kopen, Jelmer gaat relaxen en Marit en Joep doen nog een tocht. Weer een mooie tocht, modderige bospaden, een beetje regen, het eind door het zachte zand behoorlijk zwaar.
’s Avonds laat komen we weer aan in Paramaribo.


De laatste dagen
Wij gaan weer aan het werk en Jelmer en Arien hebben de laatste 1,5 dag om zelf te besteden. Ze fietsen in en rondom de stad en bekijken nog wat ze willen bekijken.
Dinsdag aan het eind van de ochtend richting vliegveld, waar we deze keer mooi op tijd aankomen.

Het waren weer mooie dagen.

Liefs Marit en Joep